TROMMELFLUIT

Trommelfluit is een groep die een historische muziekvorm levend wil houden: de fijfer- en trommelmuziek.

Onze streken vormden in de voorbije eeuwen het decor voor oorlogen en conflicten. Van in de zestiende eeuw tot en met de Napoleontische tijd begeleidden trommels en fijfers - kleine, scherpklinkende dwarsfluiten, de toenmalige legers naar en op het slagveld. Men moest immers qua klankvolume concurreren met het oorlogslawaai.

De leden van de folkgroep Kadril namen in 1987 het initiatief om voor de Kattenstoet te Ieper deze traditie van fijfer- en trommelmuziek terug in het leven te roepen. Zo ontstond Trommelfluit, een muziekgroep met een zeer beperkt instrumentarium: trommels en fluiten. De groep gaat per jaar enkele keren uit om onze prachtige melodieën terug leven in te blazen en te slaan. De voorkeur gaat uit naar historische of traditionele gebeurtenissen : de Kattenstoet in Ieper, de Sint-Jacobsstoet te Brussel, de Ros Beiaardstoet te Dendermonde, de traditionele hoppefeesten in het Engelse Faversham,... . De muziek gaat als geen ander natuurlijk samen met de diverse stijlen van ons ander erfgoed: monumenten, gebouwen en marktpleinen in Vlaanderen.

DE MUZIEK

De muziek die Trommelfluit speelt werd teruggevonden in oude handschriften uit de zeventiende en achttiende eeuw, melodieën en marchen waarvan de titels verwijzen naar de heersers, veldheren of gilden uit die tijden: March der Gezworenen uit Brussel, March van den Prins van Luyck, Den conincxvogel van Sint-Barbara uit Diest, March van de gilde "Vrede Best" uit Sint-Niklaas,... .

De echte trommeltraditie is in onze streken door de jaren heen grotendeels verloren is gegaan en vervangen door drumbands, op Amerikaanse leest geschoeid. Om zo dicht mogelijk bij de traditie te trommelen, staken we ons licht op in Wallonië, waar de Belgische trommeltraditie nog levendig is.

HET KOSTUUM

1670 is het jaar waarin de eerste uniformen het daglicht zagen in het Franse leger. Voordien kleedde iedereen zich naar believen of volgens de richtlijnen van de edelen die hun regimenten (in privébezit) uitrustten. Deze eerste uniformen benaderden sterk de kledij van de gewone burger uit die tijd: een jas, "justaucorps" genoemd, een kniebroek en een breedgerande hoed.

Het kostuum van Trommelfluit is een kopie van het Zwitserse regiment de Salis. Met dit regiment trok de Franse koning Louis XIV in 1678 na een tiendaagse belegering de stad Ieper binnen. Enkele dagen voordien was hij ternauwernood aan de dood ontsnapt. Een Ieperse burger - Nicolaas Hoedt – had vanuit de belegerde stad met een kanonskogel zijn slaapplaats getroffen. Louis XIV bleef ongedeerd, maar 18 man van zijn lijfwacht werden gedood. Om de drie jaar wordt dit historisch feit uitgebeeld in de Kattenstoet van Ieper, waarin de reus Nicolaas de Kanonnier vergezeld wordt door Trommelfluit.

Opzoekingen in het legermuseum maakten het mogelijk om de kledij van het Zwitserse regiment de Salis zo getrouw mogelijk te kopiëren.

De rode kleur van de justaucorps was zeer kenmerkend voor de Zwitsers in Franse dienst. Deze troepen waren beroemd en berucht en werden tijdens de veldslagen door de tegenstrever vergeleken met een "bakstenen muur" waarin geen barsten konden worden geslagen... . De mouwomslagen en broek waren koningsblauw.

De verschillende eenheden onderscheidden zich van elkaar door het aantal knopen op mouwen en zakken, en door hun kleur. Deze van het regiment de Salis waren zilver- en metaalachtig. Op de mouwomslagen waren drie en op de zakken vijf knopen aangebracht.

De grote breedgerande hoeden in konijnenvilt komen uit een sombrereria of hoedenmaker uit het Spaanse Santiago de Compostela. De struisvogelveren op de hoeden werden rechtstreeks door de groep Kadril meegebracht na een reeks concerten in Zuid Afrika. De kopies van schoenen uit de zeventiende eeuw werden in Algerije gemaakt.

De soldaten, bewapend met een sabel en een musket, bewaarden het buskruit voor het musket in twaalf houten flesjes aan de bandoulière, een riem die kruiselings over de schouder werd gedragen. Door hun aantal werden de flesjes ook "de twaalf apostels" genoemd. Aan de bandoulières werden nog exacte kopieën van kogelzakken gehecht.

Behalve de hoeden en de schoenen werden alle delen van het kostuum door de leden van de groep gereconstueerd: de justaucorps en kniebroeken, de lederen riemen met kogelzakken en voor de fijferspelers de houten flesjes!


HET KOSTUUM

1670 is het jaar waarin de eerste uniformen het daglicht zagen in het Franse leger. Voordien kleedde iedereen zich naar believen of volgens de richtlijnen van de edelen die hun regimenten (in privébezit) uitrustten. Deze eerste uniformen benaderden sterk de kledij van de gewone burger uit die tijd: een jas, "justaucorps" genoemd, een kniebroek en een breedgerande hoed.

Het kostuum van Trommelfluit is een kopie van het Zwitserse regiment de Salis. Met dit regiment trok de Franse koning Louis XIV in 1678 na een tiendaagse belegering de stad Ieper binnen. Enkele dagen voordien was hij ternauwernood aan de dood ontsnapt. Een Ieperse burger - Nicolaas Hoedt – had vanuit de belegerde stad met een kanonskogel zijn slaapplaats getroffen. Louis XIV bleef ongedeerd, maar 18 man van zijn lijfwacht werden gedood. Om de drie jaar wordt dit historisch feit uitgebeeld in de Kattenstoet van Ieper, waarin de reus Nicolaas de Kanonnier vergezeld wordt door Trommelfluit.

Opzoekingen in het legermuseum maakten het mogelijk om de kledij van het Zwitserse regiment de Salis zo getrouw mogelijk te kopiëren.

De rode kleur van de justaucorps was zeer kenmerkend voor de Zwitsers in Franse dienst. Deze troepen waren beroemd en berucht en werden tijdens de veldslagen door de tegenstrever vergeleken met een "bakstenen muur" waarin geen barsten konden worden geslagen... . De mouwomslagen en broek waren koningsblauw.

De verschillende eenheden onderscheidden zich van elkaar door het aantal knopen op mouwen en zakken, en door hun kleur. Deze van het regiment de Salis waren zilver- en metaalachtig. Op de mouwomslagen waren drie en op de zakken vijf knopen aangebracht.

De grote breedgerande hoeden in konijnenvilt komen uit een sombrereria of hoedenmaker uit het Spaanse Santiago de Compostela. De struisvogelveren op de hoeden werden rechtstreeks door de groep Kadril meegebracht na een reeks concerten in Zuid Afrika. De kopies van schoenen uit de zeventiende eeuw werden in Algerije gemaakt.

De soldaten, bewapend met een sabel en een musket, bewaarden het buskruit voor het musket in twaalf houten flesjes aan de bandoulière, een riem die kruiselings over de schouder werd gedragen. Door hun aantal werden de flesjes ook "de twaalf apostels" genoemd. Aan de bandoulières werden nog exacte kopieën van kogelzakken gehecht.

Behalve de hoeden en de schoenen werden alle delen van het kostuum door de leden van de groep gereconstueerd: de justaucorps en kniebroeken, de lederen riemen met kogelzakken en voor de fijferspelers de houten flesjes!

DE VLAG

Ook de vlag van het regiment de Salis werd gereconstrueerd. Zoals alle Franse vlaggen uit die tijd was ze gekenmerkt door een groot wit kruis. Wit was trouwens dé kleur van Frankrijk, zoals oranje de kleur van Holland was. In de vier kwartieren van de vlag zijn vier gegolfde vlammen te zien, afwisselend in groen,geel,rood en wit, de kleuren van het huis van Salis.